Via de wei vinden we het hek naar het bos
De zon is aanwezig check
De regen heeft zijn werk goed gedaan check
Wegzakken maar snel wandelen zodat niet te diep check.
En dan dat gevogelte
Dat gevogelte dat opduikt van alle kanten
Een kakofonie van geluiden
Zelfs de vogelaar krijgt de partituur bijna niet ontward
De winterkoning is aan het paren
Het is lente
Hij zoekt een struik
De kievit die zijn eieren in ’t veld goed bewaakt
Bijna tegen je kop aanvliegt als je te dicht komt
Tak!
Een dode mol naast het drassige pad met open armen en benen
Alsof hij ook de lentegroet doet maar ergens in die pose dood viel
Een boom die vorige week omverviel
Door wind
Zijn wortels lijken het meest op een slijkerig spook
Verdwaald in dit fris leven
Algoed dat de zon schijnt.
Katjes op takken grijs, die rustig tijgers geel worden
Knoppen die de voorbode zijn van pril groen blad
Een roos stuk bloesem over een tak
Een ree doorbreekt de stilte
Op het brugje staan
En kijken
kijken naar het kabbelend beekje
Dat in zijn waterbaan een lijn heeft getrokken
Een lijn die we proberen te breken met een tak
Maar de lijn vormt zich enkele meter verder weer
We hopen op een ijsvogel
Maar die komt niet.
We blijven dromen.