afscheid van EEN ZOMERSYMFONIE

afscheid van EEN ZOMERSYMFONIE

Een symfonie is een samenklank waarbij

verschillende instrumenten als een geheel klinken.

De zomer is net voorbij en toch zit ik middenin zijn samenklank.

Mijn rug leunt tegen de stevige stam van een boom wiens naam ik niet ken,

zijn schors kraakt zacht tegen de stof van mijn hemd.

Het nog groene bladerdak wordt meegenomen door de wind.

Het klinkt meer als een golfplatendak in de nacht waarbij de miezer is omgezet in druppende regen. Bijna verdovend in je oren. Een snel ritme dat je niet mee kan tikken met je vingers. Het is een jazz improvisatie van hen, alle duizenden samen. Het fluistert in mijn oor als een licht hitsig zomerlief.

Het blad staat nog groen, nog.

Je voelt dat dit zijn laatste groene gezang is.

Rood, oranje, geel en bruine bladeren klinken anders, ze ritselen meer.

Zeker als ze hun zwaartekracht laten gelden en de grond op dwarrelen.

Maar zover is het nog niet.

Mijn voet op de grond, ligt naast een dikke net opgedroogde koeienvla.

Erboven hangen gele bloemen.

In hen zoemen de hommels en wespen,

op zoek naar nog wat nectar.

Er wordt grote arbeid geleverd,

naarstig gezocht en gezogen.

Een gezoem dat afgewisseld wordt door gegraas

Enkele meters voor me, met hun poten in het water,

grazen de bizons in het aanpalende riet.

Het maakt een trekkend geluid.

Ik weet niet of het komt door hun mond, hun gemaal of door hun horens die het gras kammen.

Een bejaarde vertelde dat hier in de middelste boom, een holle boom, veel zeearenden zitten.

Ik zoek maar vind ze niet, hoewel ik niet zeker weet hoe zeearenden klinken.

Uit het riet stijgen ganzen op. Ze gakken, hoor ik iemand zeggen. Gakken en in formatie vliegen.

De beloofde bevers duiken niet in het blauw.

Af en toe komt een vis om adem happen.

Ze doen een duet met de krekels die verstopt zitten recht achter me.

Sommigen zouden zeggen dat het hier stil is.

Dat is het niet.

Als je goed luistert hoor je de libellen die elkaar flirtend opzoeken

of hoor je licht zoemend de muggen hun paringsdans doen.

Ze doen een contactimprovisatie met velen.

Dicht boven, onder en naast elkaar

rakelings elkaar net niet aan en opschurken.

Dit is de laatste koorzang. De hele zomer gerepeteerd.

En nu spelen ze allen voor mij hun eindsymfonie.

Ik wil niet dat het stopt.

Maar alles stopt of gaat verder als iets anders.

Als humus,

als honing,

als mest,

als vlees op je bord,

als kiem,

als paddestoel in je pan,

als zoveel dingen die ik niet kan overzien.

Dat maakt me droefgeestig op een lichte manier.

Ik probeer afscheid te nemen van iets waarvan ik niet weet wat het dan precies is.

Het is meer dan enkel van de zomer.

Het is een jachtigheid,

een hysterie,

een enthousiasme,

een hitsigheid,

een teveel van alles tegelijk dat  je onrustig maakt en toch het gevoel geeft dat je leeft.

Veel te veel om straks naar minder te gaan.

Te versoberen. Los te laten.

Maar nu hou ik de klank nog even vast.

Zolang ik kan.