Ik zit in de trein
die ik nu dagelijks bewoon
het is stil
want een feestdag.
in mijn wagon enkel ik,
een vrouw en twee zonen, kleuters.
de trein tjokt richting zee,
dat vergeet ik weleens.
hoogzomer maar het giet buiten
druilerig zou je wel kunnen zeggen
grijs.
de moeder ook
ze valt in herhaling
een monoloog in een loop
zwijgen heb ik gezegd
we gaan zwijgen
of we gaan uitstappen
hier
de bedreigingen snijden de wagon doormidden
aw mama dat doet pijn
gehuil dat wegebt als de zee.
Dat de feestdag moederdag is,
merk je niet.
Mijn telefoon rinkelt
van lieve woorden .
Deze moeder is geen dader
maar haar emmer is vol
haar spanning over.
dat de regen en de zee haar straks rustig mogen maken
dat de schoonheid haar dagelijkse realiteit mag vergeten
dat zachtheid binnenvalt
dat haar vlees weer mag weken
en haar toonval verzacht.
De riem eraf
de dreiging weg
toch voor even
maar liefst zo lang mogelijk.