de eerste keer dat hij in mijn leven kwam
zat ik nietsvermoedend op de bus
te staren
hij stapte in
ging schuin tegenover me zitten.
ik kon hem niet plaatsen
geen enkel hokje paste
geen nationaliteit of geloof
geen leeftijd of geaardheid .
hij heeft zijn leren riem nog niet aan
en doet een poging terwijl hij loert naar me.
zijn zwarte leren schoenen zijn geweven
klassiek
de rest eerder bruine tinten.
hij imiteert een leeuwentemmer met zijn riem
Ik kijk de oude moslimman recht voor me aan
is dit normaal?
hij weet het ook niet
‘maar je kan me wel beschermen’
dat zeg ik luidop
hij begrijpt me niet
en stapt de volgende halte af
de riemman staart me nu onophoudelijk aan
ik kijk naar buiten maar probeer stiekem via het glanzen van het raam te gluren
zijn riem is aan
hij onrustig
5 haltes verder
hij stapt uit
ik adem in.
Twee dagen later zit ik in een ander stadsdeel
te vergaderen
het is het café aan de achterkant van een station
we zitten aan het raam
een groot raam van op de grond tot in de lucht
achter het raam is er een non-plek
deze transitzone kent veel passage
van ambtenaren die van het station naar de hoge anonieme gebouwen stappen
in deze transitzone waait het
altijd
ook al heerst er een hittegolf.
maar nu waait het heel erg
dat zie je aan de bladeren
die waaien aan.
Met die bladeren
waait hij ook aan
de riemman.
Ik schrik maar doe pokerface.
hij komt op het verhoogd stoepje recht voor ons zitten
daar buiten
het is geen zitplek
maar hij maakt het ervan.
Ik achter het raam
probeer het in mijn ooghoeken te volgen
maar hij blijft me strak aankijken.
Het is moeilijk om nu niet aan grote thema’s te denken als de dood.
Hij, de dood , staat me buiten aan te staren.
Bij de derde ontmoeting is het donker.
een luguber stukje recht achter mijn huis
ik wandel in een iets sneller tempo
toch kijk ik ineens rechtop
recht in de ogen van riemman
ik wil hem vragen wie hij is en of hij dit met opzet doet
maar mijn mond plakt
vast
mijn hoofd slaat
tilt
niet te opvallend vergroot ik mijn pas
maar hou het tempo aan om geen argwaan te wekken
na enkele meters kijk ik achterom om te zien of hij me achtervolgt.
Ik sla de zijstraat in
hij is uit beeld
een brancard met een dode man wordt buiten gedragen
blauwe lichten prikken in de ogen
ik doe mijn ogen dicht .