eerlijk

eerlijk

Toen ik tien jaar oud was, zat ik iedere dinsdagavond met mijn vader aan de ronde keukentafel, die in de meest duistere hoek van het huis stond met een kleine lampenkap erboven en net genoeg licht om de bladzijden van mijn taalles te belichten. 

Spreekwoorden en gezegden tot een logisch geheel krijgen om ze in mijn te kleine hersenpan te persen, dat was de taak van mijn vader. Bij ieder spreekwoord of gezegde zochten we zoveel mogelijk ezelsbruggen en bruggetjes die nodig waren om ze te kunnen vatten, op te slaan en letterlijk te reproduceren. 

‘Eerlijk duurt het langst’ was een lastige. Voor mij klopte die zin totaal niet. Want als Els uit mijn klas snoep stal uit de boekentas van Ingrid en ze loog hierover, dan ontstond er een hele heisa met juf Lies. De juf ging dan een gesprek aan met hen allebei, iets wat overging in een ondervraging van Els. De verhalen werden in de schaal gelegd, gewikt en gewogen om uiteindelijk tot een conclusie te komen: Els heeft het wel al dan niet gedaan en ze heeft er spijt van. 

Als ze meteen eerlijk was geweest dan was de waarheid veel korter, hoewel schuldgevoelens bij deze leugens vaak langer meegaan. Bedenk daar maar een ezelsbrug voor om dat in een kinderbrein te krijgen.