“Eerst iets hartigs en dan iets zoets.”
Een slagzin die ieder familiefeest werd gescandeerd
vanaf de andere kant van de tafel naar ons, de kleinen.
“Ik wil een hartig woordje praten met je”
Dat kwam een decennium later.
Een hartig woordje praten.
Als ik dat hoor, dan gaan mijn alarmbellen af.
Bij puberaal mispeuteren,
voor een liefdesbreuk,
tijdens een misverstand
werd het talrijk ingezet.
Het brengt me steeds in de war.
Ik verwacht steeds de boterham met choco.
In zijn hand ligt zijn hart
In mijn hand ligt de mijne.
En nu mogen die harten vrijuit praten.
Van hart tot hart.
Een hartig woordje.
Maar zo wordt het nooit gebruikt.
Het wordt enkel gebruikt als in
Een hardig woordje.
In zijn hand ligt zijn hoofd
In mijn hand ligt mijn hoofd
Mijn oren mogen luisteren naar
Alles wat zijn hoofd heeft bedacht.
Goed overwogen redeneringen.
Bittere nasmaak.
Heldere rationele analyses.
Om de mond zo hardige woorden
Te laten spreken.
En meestal ligt in zijn hand zijn hoofd
En in mijn hand mijn hart.
Omdat ik dacht dat het een hartig woordje was.
Niet een hardig woordje.