wortel familie
Ik ben opgegroeid in een dorp naast Wortel.
ik had menig Wortelse vrienden
en bracht daar mijn halve jeugd door.
Vorige maand sprak een Indische man met tulband me aan
je hebt een goed Karma
maar je bent niet goed geworteld.
De laatste jaren hoor ik het vaak
dat ik niet geworteld ben.
ik vind het moeilijk dat echt te begrijpen
maar ik werk er wel aan.
vorig weekend haalde ik uit de volle grond
een familie wortelen:
een jonge vrouw met pronte buste,
een jonge heer die in de koelkast een oud mannetje werd,
een dame met mooie benen,
iemand met een geamputeerd been,
een trio en een baby.
Ik wilde er graag een hoorspel maken.
een hoorspel uitgevoerd door poppenspelers.
Ik merkte dat ik er al gauw nederlanders van maakte.
De titel zou FAMILY CARROT zijn
en ze zouden allen hun teksten zingen
in n gebrekkig engels met hele lage bastonen.
bijna onhoorbaar.
ik heb lang aan mijn witte tafel met deze familie peekes in de hand gezeten.
Maar heel concreet werd het niet.
Ik ben dan maar foto’s van de wolken gaan maken.
stalker
de eerste keer dat hij in mijn leven kwam
zat ik nietsvermoedend op de bus
te staren
hij stapte in
ging schuin tegenover me zitten.
ik kon hem niet plaatsen
geen enkel hokje paste
geen nationaliteit of geloof
geen leeftijd of geaardheid .
hij heeft zijn leren riem nog niet aan
en doet een poging terwijl hij loert naar me.
zijn zwarte leren schoenen zijn geweven
klassiek
de rest eerder bruine tinten.
hij imiteert een leeuwentemmer met zijn riem
Ik kijk de oude moslimman recht voor me aan
is dit normaal?
hij weet het ook niet
‘maar je kan me wel beschermen’
dat zeg ik luidop
hij begrijpt me niet
en stapt de volgende halte af
de riemman staart me nu onophoudelijk aan
ik kijk naar buiten maar probeer stiekem via het glanzen van het raam te gluren
zijn riem is aan
hij onrustig
5 haltes verder
hij stapt uit
ik adem in.
Twee dagen later zit ik in een ander stadsdeel
te vergaderen
het is het café aan de achterkant van een station
we zitten aan het raam
een groot raam van op de grond tot in de lucht
achter het raam is er een non-plek
deze transitzone kent veel passage
van ambtenaren die van het station naar de hoge anonieme gebouwen stappen
in deze transitzone waait het
altijd
ook al heerst er een hittegolf.
maar nu waait het heel erg
dat zie je aan de bladeren
die waaien aan.
Met die bladeren
waait hij ook aan
de riemman.
Ik schrik maar doe pokerface.
hij komt op het verhoogd stoepje recht voor ons zitten
daar buiten
het is geen zitplek
maar hij maakt het ervan.
Ik achter het raam
probeer het in mijn ooghoeken te volgen
maar hij blijft me strak aankijken.
Het is moeilijk om nu niet aan grote thema’s te denken als de dood.
Hij, de dood , staat me buiten aan te staren.
Bij de derde ontmoeting is het donker.
een luguber stukje recht achter mijn huis
ik wandel in een iets sneller tempo
toch kijk ik ineens rechtop
recht in de ogen van riemman
ik wil hem vragen wie hij is en of hij dit met opzet doet
maar mijn mond plakt
vast
mijn hoofd slaat
tilt
niet te opvallend vergroot ik mijn pas
maar hou het tempo aan om geen argwaan te wekken
na enkele meters kijk ik achterom om te zien of hij me achtervolgt.
Ik sla de zijstraat in
hij is uit beeld
een brancard met een dode man wordt buiten gedragen
blauwe lichten prikken in de ogen
ik doe mijn ogen dicht .
weduwnaar
Voordat ik op date ging met hem
spoot ik fysiologische zoutoplossing in mijn neus
om deze te ontdoen van nasaliteit.
Op het flesje las ik dat dit twee jaar geleden was vervallen,
twee jaar al.
Ik dacht aan de weduwnaar die ik ‘dra zou ontmoeten
ik dacht aan zijn overleden vriendin
die ook vervallen was rond de periode van dit flesje
en hoewel je niks met elkaar mag vergelijken,
dat is me er met de rijstpap ingelepeld,
begreep ik de symboliek van dit moment.
Gelukkig kan ik dit flesje nog wel gebruiken
en hij
hij mag met mij naar de hei.
plofchampignon
De winter heeft zijn tijd opgeëist
en toch slenteren we nog in krokante bladeren.
De zon priemt tussen de boomarmen
waaraan het merendeel van het loof nog hangt.
Je moet oppassen
voor eikels
ze vallen snoeihard op je kop
liever dat dan prikkelbare kastanjes
maar met pluisjes vind ik die heerlijk
gepoft
bij voorkeur.
Vannacht
toen het nog zomertijd was
en we hier liepen
ploften onze voeten
nu zoeken we ze,
de plofchampignons
we gebruiken ze als rookmachines
zwarte, blauwgrijze wolken
stomen langs onze kuiten
het bos in.
Aromatiseren heet dat, geloof ik…..
waai fiets
nu
nu het waait
wil ik niet op 6 afturven dus heb ik je geen nieuw bericht gestuurd
net als de 4 andere pogingen die ik deed
heb je geen tijd of plaats
je bent elders
nu fiets ik hier in je stadsdeel.
Als jij aan de overkant zou fietsen
nu het waait
zou ik je dan toeroepen?
Het is donker
mijn krakkemikkige fiets zonder licht
kan de spotlights niet bepalen
nu het waait
is het een snelkookpan
mijn geest giert
het traanzakje speelt ventiel
zo voelt het
maar ik fiets verder
in de lucht zie ik één ster
jij had vliegwerk verricht
stuurde je
deze week
is dat met vliegen
en vallen en opstaan
waaide het toen ook al?
of probeer je noodlottig dingen
te laten ontkomen van hun zwaartekracht?
then the letting go / 1
Ze zegt dat ze haar kwijt zijn. Haar borstkast gaat op en neer in een razend tempo. Ze praat heel dun alsof haar stem aan een zijden draadje hangt. In hun stallen en de omliggende weien hebben ze gezocht. Ze is bang maar weet niet waarvoor. Ze krabt met haar vingers aan haar vel onder haar zwarte krullende haren en zweetdruppels wonen nu tijdelijk op haar voorhoofd. Ik begrijp niet wat er echt aan de hand is en toch troost ik haar zoals een 14 jarige dat kan of niet kan.
Enkele dagen ervoor speelden we nog verstoppertje in het park ook al wisten we dat we dit niet meer hoorden te doen. Normaal is ze een goeie vinder, ook al vond ze vanochtend geen moeder meer.
De bel gaat, ze veegt haar druppels weg. In de grijze lucht zoekt ze naar het antwoord dat zal neerploffen, maar er valt niets. Ze hapert even, alsof ze niet wil binnengaan maar verder wil zoeken rond de stallen van hun boerderij. Dan volgt ze me en het leven neemt zijn rollen weer op. We gaan de klas binnen. Wij zitten allen, 24 meisjes en 1 jongen, in onze blauwe kostuumpjes te kijken naar hoe een lerares ons probeert iets uit te leggen. Ik kijk naar de zwarte krullen voor me. Haar onrust van op de speelplaats is nog niet gaan liggen. Ik zie hoe ze in haar hoofd verder zoekt.
Mijn maag knort. Er wordt op de deur geklopt. Hard geklopt. De directeur komt binnen en vraagt of zij haar boekentas wil meenemen. Op de gang horen we het gillen. Het krijsen wordt afgedempt door de vrolijke hertentrui van onze directeur. Dit gebrul herken ik. De voorbije zomer waren we samen nog op kamp en liepen langs varkensstallen. Een dier werd afgeslacht, ik drukte mezelf tegen de prikkeldraad uit angst. Zij herkende dit geluid, deze extreem hoge luide oerse repetitieve tonen van een beest dat in de hand van zijn boer dood gaat. Ik heb er nachten niet van kunnen slapen. Maar hier in de gang kreeg de directeur de zwaarste taak. Hij moest haar kinderlijkheid omleggen en deze werd als een winterjas opgehangen in deze kale betegelde gang. De gang galmde en leek eindeloos te duren. Ook al wisten wij niet wat hij haar had verteld. Onze kinderlijke verbeelding wist dat ze nooit meer verstoppertje zou kunnen spelen.
herfstig
Het was een herfstig weekend
een vriendin waarschuwde me
dat dit het moment is om los te laten.
Enkele bomen werkten hier actief aan mee.
ik zag een jongen met een plakbandrolletje,
de verkleurende bladen vastplakken aan takjes
ook hij bevocht de natuur
De kinderen die ik kende verzamelden een heel weekend
ze staken hun wintervoorraad in broekzakken
hun handpalm te klein om dit museum uit te stallen
beukennootjes, stokjes, stenen, bolsters
zelf kreeg ik drie eikelhoedjes en een veertje.
Het veertje was zo licht dat het de zwaartekracht
van dit moment ontkende
Dat stemde me blij maar
voor ik het doorhad was het weer gaan vliegen.
De ijle lucht in
richting de roodgroenbruinebladermassa.
tellen
In het dorp was het 3 maal per jaar wegomlegging:
met de kermis, de processie en de jaarmarkt
dan reden de auto’s die anders het dorp passeerden
door onze straat
dat waren dagen dat we niet op straat mochten spelen
dit vonden we niet erg
we waren zelfs lichtelijk opgewonden
met een kaft, een wit A4 en een balpen trokken we de voorhof in
om auto’s te tellen
en in plaats van een streepje noteerden we zorgvuldig de nummerplaten
onze moeder kon ons tijdens het avondeten vertellen
wie er bij welke nummerplaat hoorde
‘ah dat is de nummerplaat van jeanne en hugo’
Wij vonden dat heerlijk.
Nu in de stad,
zitten we voor ons raam,
bij gebrek aan voortuin
auto’s te tellen
niet omdat we opgewonden zijn
maar we zijn boos
verontwaardigd zou zo zacht klinken
en hoewel boos te hysterisch klinkt
is deze woede heel terecht.
Wij willen gezonde lucht
onze straat is ziekmakend
specialisten zeggen:
maak dat je weg bent
het is schadelijk
longen en hersenen kunnen hier niet gezond rijpen
en nu tellen we de duizenden streepjes
duizenden per dag
400 per uur als je de nacht meetelt
Van nummerplaten noteren is er al lang geen sprake meer.
Toen de wetenschappelijke bewijzen op tafel lagen
schreven we brieven aan de hoge piefen
Maar het heeft geen dreigingsniveau
voor hen
het boeit daar niemand
behalve wij
die moeten ademen
en nu achter ons raam aan het tellen zijn
hopelijk zeggen cijfers hen wel iets.
halve boom
Mijn ouders waren een week eerder ook al in het bos
de week ervoor en de week daarvoor en zo kan je terugtellen tot jaren terug
ze dragen het bos als een alledaagse schoen
toch kan je niet voorspellen wat er steeds op je pad komen zal
Vorige week liepen ze daar, op de plek waar wij nu staan
voor hen wandelde een wat ouder koppel
dat kon je zien aan de loop van de man die geen voetsporen achterliet maar een streep van de nasleep van zijn linkerbeen
maar dat is nu even niet van tel.
het waaide
het waaide zo sterk dat je bijna geen andere geluiden kon waarnemen
ineens als bij een blikseminslag viel uit de lucht, ter hoogte van die wandelaars, uit de hemel een dikke tak
of een stuk boomstam, ik denk dat mijn moeder het zo zei
de mensen die er onder liepen waren net op tijd kunnen wegrennen (lees: wegslepen)
ik vond dat zelf niet zo spectaculair klinken en vroeg naar het geluid maar dat was enkel die sterke wind, ik probeerde me iets voor te stellen en meestal maak ik alles net iets te groot
mijn moeder zegt zelf dat ik alles 30 keer groter kan opblazen
toen kwamen we dichter bij de plaats delict
ik verwachtte een dooie droge tak die er afwapperde als bij een mug die te lang geen bloed binnenkreeg
maar in werkelijkheid was deze tak de helft van een grote boom
“stamp er meer eens tegen dan voel je zijn kracht”
ik stampte ertegen en durfde niet toe te geven dat mijn teen er vier uur later nog blauw van zag
hij was zo zwaar dat je de halve boom met 90 mannen als in een heilig bloed processie zou moeten wegsjouwen, op weg naar het kerstboomverbranding die bij ons dorp 1 maal jaars werd georganiseerd. Het nachtelijk feest zou uren langer duren door die volle grote halve boom.
vogel
Hij verpoost daar temidden van het zandpad
de weg ligt als brandpunt van deze aardsmooie natuur.
met rondom zand is hij, kleiner dan mijn dameshand,
koud
de zon schijnt ook al is de herfst net begonnen
zijn veren; bruin, wapperend in de wind
“Hoe heet deze vogel?” vraag ik aan mijn vader,
die alle vogels bij naam, toenaam, geluid, vluchtroute en broedtempo kan toefluiten
“Vogel” zegt hij
mijn moeder en ik geloven het niet
“Vogel?” zeg ik
“Ja Vogel, er zijn zoveel soorten waar nog geen naam voor gevonden is”
het is verdrietig te kijken naar deze perfecte doch dooie Vogel.
Met zijn wandelstok draait mijn vader Vogel om.
De rest van de wandeling denk ik aan Vogel.
Het is ook moeilijk niet te denken aan het jongetje liggend in de branding
ik heb altijd geweigerd naar die foto te kijken en toch brandt hij op mijn netvlies
er zijn zoveel mensen die we dood hebben aangetroffen
ook zonder naam of kennis van zijn laatste woord of exacte vluchtroute
Zoveel soorten die gewoon verdwenen zijn, zonder naam
Alsof ze nooit bestaan hebben.
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ gebroken lijnen
We stonden op het dak van het museum van de immigratie. Dit uitzicht kan je mogelijk bezichtigen nadat je het verhaal van duizenden vluchtelingen hebt bekeken. Wij zitten in een gepersonaliseerde hedentendaagse rondleiding. Een 18 jarige Afrikaanse jongen had al zijn moed en schouderklopjes bijeengeraapt om voor deze club omstanders stukjes van zijn vluchtverhaal te verwoorden. Als ramen die zich heel even openden voor ons. Het glas was fragiel. Hij tekende gebroken lijnen tussen woestijnen en zijn mooie leven ginder. Hij vertelde niet de stukjes waarin hij mishandeld werd. Misschien uit respect. Misschien uit schaamte. Als je zijn route intypt, dan geeft google maps aan dat het onmogelijk te voet is en slechts 10 uur vliegen, vogelvlucht. Maar hij deed het als puber jongen, te voet. Hij vertelde in een bijzin dat zijn vriendin onderweg kwijt is geraakt. Zijn gebroken lijnen raakten mijn omstanders. We hoorden een man de trap opkomen. Hij hoorde niet bij de groep en had net ook de beelden gezien van de vluchtelingen honderd jaar geleden. Hij begon luid te praten, zijn vrouw deed de ssst-beweging met hand en klank. De man voelde zich benadeeld. “Ik mag hier ook zijn, ik heb hier voor betaald”. Hij doorbrak de gebroken lijn, liep loodrecht door de groep zodat hij van zijn verdiende uitzicht kon genieten. De jongen vertelde niet dat zijn beste vriend onderweg overleed. Hij vertelde niet over zijn nachten alleen. Hij had het wel over de dorst, de berg achter zijn moederlijk dorp en zijn moeder. De omstanders gaven een applaus. De jongen was blij en moest nog even bekomen: hij had het toch maar gedaan. Ik was trots. Hij had weer een angst overwonnen.
mis plaatst
Ik zit in een binnentuin. Heb een cafétafel omgebouwd tot mijn atelier. Ik probeer bergen te tekenen en af en toe noteer ik woorden. Ik hoor dat de muziek daarbinnen speelt, luid. Volgende keer draag ik de oorstoppen die mijn oren laten stoppen van hun dagdagelijkse functies. Een geluidloos slaaplied. Terwijl ik daar zit, komen mensen toe waaronder een kunstenaar die ik bewonder. Hij zegt: we doen hier dadelijk een lezing maar blijf gerust zitten. Heel gerust is het niet maar ik berg mijn penseel op, mijn computer klap ik in, mijn tafel ontdoet zich van mijn ateliergevoel. Ik denk: dit kan wel boeiend zijn. Andere mensen stromen binnen, ook een kunstenaar die mij in huiselijke sferen pathetisch noemt. Zij horen bij dit event, ik ben de outsider. Maar op het moment dat ik dit besef, is de ‘lezing’ begonnen. Daar waar ik veel van lezingen hou en opensta voor alles wat je je bedenken kan, is dit het saaiste symposium waar ik ooit op aanwezig was. Saaier dan het woord symposium zelf. Ik zit gesandwicht in tijd en ruimte. Het blijft maar duren en ik, zo misplaatst en nu temidden van deze bende. Ik kan niet weg want dat zou te veel betekenen. Het blijft maar duren als in een lauwe nachtmerrie. Ik doe mijn boekje open maar merk dat mijn potlood te luide geluiden krast, ik doe mijn boekje toe. Mijn omstanders lachen om inside moppen en de kwaliteit is zo on-orgineel dat het me boos maakt. Maar ik zit vast. Na een oersaaie poging om een week te beschrijven en ik hunkerend naar schrijven, komt er een applaus. De docenten kunstenaars gaan recht achter mijn stoel staan en becomplimenteren elkaar: dit was echt een geslaagde week. Ze confisceren de bewegingsruimte van mijn stoel en ik ben genoodzaakt nog langer te blijven zitten. De lauwe merrie krijgt gevoelens en galoppeert verder in stilte. Ik verzet de tafel waardoor ik toch weg kan vluchten, het café uit , de fiets op, om 30 meter verderop op een bankje aan het water even uit te razen.
berg
de berg kwam om 7u ’s ochtends.
hij werd geleverd door een camion
die de ochtendfile tegenhield
met zijn oranje zwaailicht.
de plof van de berg was bijna geruisloos,
het gevoel van een bastoon
met de bijhorende trillingen.
toen hij de grond raakte,
had ik mijn mond wijd open en zag
verkavelingsbergen achter mijn ouderlijke tuin,
een jaar lang liepen we hem op
en rolden hem af.
dat plezier van toen werd snel de realiteit van het nu, hier,
een drukke straat met aan de overkant een berg en
12 uur de tijd om deze te verplaatsen,
het huis door,
de toekomstige tuin in.
zoals we ooit dit huis wegbliezen
en terug begonnen op te bouwen
was dit emmertje per emmertje
schup op, schup af
een doorzettingsslag
waarbij we ’s avonds
kromlopend
elkaar aankeken en knikten:
“we hebben een berg verzet”.
toen viel de nacht.
offerfeest
Het offerfeest begon
en een schaap in de achtertuin
blaatte me wakker.
Achtertuin is een te groots woord,
stukjes beton tegen elkaar
gekleefd met bakstenen
muren die de eigendommen
duidelijk begrenzen.
Maar dat dit schaap,
verstopt achter een muur,
vreugdevol blatend
dadelijk haar onverdoofde einde
zal kennen,
daar wil ik nu even niet aan denken.
bagage
Met het blote oog zie je het niet altijd en
toch draagt iedereen bagage met zich mee.
Ik liep twee jaar lang rond met de bagage van iemand anders
hij had het achtergelaten en het was zo zwaar
dat ik me bijna niet kon verplaatsen,
het bleef me dwarsbomen
het voelde alsof ze mijn ademruimte wegnamen
iedere dag hoopte ik dat hij het terug kwam ophalen
en dat hij daar “sorry” voor zou zeggen
“sorry dat ik deze massa bagage achterliet”
met dat beetje energie dat ik nog had,
controleerde ik 4 maal daags mijn brievenbus
maar een briefje, een postduif, een smsje, een kattebel, een verhuiswagen, een mail,
het kwam niet.
Op een dag lukte het me,
ik wierp zijn bagage van me af
mijn bocheltje verdween,
het lopen werd lichter.
De dagen kenden weer zon
en zo liggend op de rug kijkend de lucht in
bedenk ik me dat misschien wel iedereen
zo licht mogelijk wil reizen.
zo ben ik en alleen wil ik niet wezen
Pas zat ik aan een tafeltje koffie te drinken, ik kreeg buren.
De vrouw herkende ik. Hier had ze een date met een onbekende man.
Alsof hij in de startblokken zat en haar aankomst zag als het startschot. Hij vertelde in twee en een half uur heel zijn levensverhaal, met veelal dieptepunten. Hij vertelde ook dat hij ervan genoot deze dieptrieste stories te vertellen en zo mensen aan het lachen te brengen. Een nar dacht ik. Zij kon niet op het woord komen. Zij kon bijna op geen woorden komen. Zij probeerde empathisch te reageren. En af en toe zei ze: “wat heftig voor je”. Maar ik voelde de moed die ze bijeengeraapt had dieper zakken. Hij hield van moppen maken over zaken die 5 minuten ervoor gebeurde. Dat zei hij. Zij zocht een mop, tussen de woordenstroom. Alsof die verstoppertje aan het spelen waren. Hij haatte omtrent alles in het leven en wilde zo autonoom mogelijk leven. Hij somde zijn slechte eigenschappen op, zijn littekens, zijn haat, zijn verslavingen waar hij niet mee zal stoppen, zijn fantasie om al op pensioen te gaan ook al is hij 37, zijn redenen waarom hij met zijn familie brak, hij gaf zijn handleiding aan haar oor. Hij zei ‘zo ben ik’, misschien wel honderd keer. Zij geloofde nooit dat je als een betonnenstandbeeld kon ZIJN, zij zag ZIJN eerder als zachte brei met af en toe herkenningsvlaggetjes. Na een lange monoloog zei hij: “Zo nu weet je zo een beetje alles van me, en wat denk je?”. Zij hoopte dat hij een mop zou maken over iets dat 5 minuten eerder gebeurde. Zo had ze een klein bewijs gehad dat zijn theoretische lezing van de voorbije uren ook iets met de realiteit te maken hadden.
muren en buren
hier zijn de huizen dun op elkaar geplakt
of in elkaar georigami’d en verlijmd
zo dicht op mekaar geplakt met bijna geen groen tussen
favella met beton beton beton
dus we moeten veel met en van elkaar
HIER
een – paar – maanden – geleden
Een jonge vader en een jonge vrouw met dikke buik
met drie jonge kinderen erachteraan gesjokt
alles went wel
maar ook al zitten er muren tussen
ik deins mee op het ritme dat hun leven me dicteert
de tsunami’s van emoties die over hen heen walsen
het ontslag en met te weinig geld te dicht op elkaars lip geplakt zitten
of het kapotslaan van muren alles went
ook om 23 uur 44
ik zoek al maanden manieren trial and error
POGING 4:
Vrienden van vroeger komen eten
bij de buren gaat er iets mis
Ik zie mijn vrienden verbleken
we kijken elkaar lang aan, we moeten iets doen
“muziek helpt”, zegt die oude vriendin
“vroeger zongen we toch ook samen in een kinderkoor”
ik probeer een lied te bedenken dat iedereen kent
“heal the world” ja het is zo universeel
dat je er geen Nederlands voor hoeft te kennen
we stellen ons op naast de muur
alsof we vredevol en luidruchtig gaan betogen
luidkeels zingen we eerst veel te luid
dan wat zachter en muzikaler
we horen ze mee-hummen aan de andere kant van de muur
of het echt is of we dit verzinnen, dat weten we niet
maar de rest van de dag horen we de kinderen spelen en lachen
en dan wordt het stil.
boot val
Toen ik zeventien was,
kenden boten en oceanen niet dezelfde bijgedachte als vandaag.
Het is juli, 17 zomers geleden.
De thermometer kondigt 44 vochtige graden aan
en enkel op een varende boot kan je ontvluchten aan deze hitte.
Als de boot het op een dobberen zet,
springen we het water in.
In het water verlies ik de vochtige lucht boven me.
Ik waan mezelf een vlot.
Stokstijf en heel vrij.
We hebben een hoge boot, dat zie ik vanuit dit vlot.
Het laddertje dat je moet opklimmen telt 15 tredes.
Voor ik erop klim, bedenk ik een tactiek om zo min mogelijk
hoogtevrees te ervaren; “naar boven blijven kijken”.
Als ik mezelf het water uittrek
en begin te klimmen,
nog 4 traptreden vooraleer ik op de boot kan opdrogen,
het moet tussen de vierde en de derde traptrede voor het dek zijn,
val ik rikketikketikketik,
schraap ik met mijn voet-been-buik-borsten-kin
langs alle treden van dit schipje
het zoute water in.
Ik duik onder water, geluidsarm en m’n ogen dicht voor de omgeving.
Mijn hartslag is als ’n paard op hol geslagen.
Ik wil in deze cocon onder blijven om alleen te zijn met de pijn.
Geen gedoe met mensen die je opdringerig vragen of het pijn doet,
geen mensen die je ademruimte inpalmen onder het mom van meeleven,
geen ambulances die alsnog gebeld worden,
geen dokterlijke adviezen die je oor inwalsen.
Alleen ik en de pijn.
Het is zo bevrijdend, zo fijn, in mijn eigen eiland onder water.
Nog voordat anderen me komen opvissen, steek ik kopje boven, de stilte van mijn cocon is voorbij.
uiers en bloot
Terwijl ik inkijk krijg van scrotum tot einde balzakken en 30 cm tel, probeer ik met te focussen op de zee waarop zijn rubberboot dobbert. Voorover buigen is iets wat me ook nooit goed lukte in yogalessen. Toen ik 16 jaar was, kon ik slechts de letter F vormen maar dan in schrijfletters met een rond boogje vanboven. Deze man kan niet dieper omdat zijn vijfling-dikke-buik hem stroppeert.
Op een naaktcamping liggen de wetten en normen net anders. Maar wat zou het betekenen als je je voorover buigt zo net met je poep voor een vrouw, je teeltballen op ademafstand van haar ogen. Psychologisch gezien, kan ik dit niet verklaren.
Wel zou ik het fijn vinden als balzakken die vijf keer zo lang zijn als breed, we ze vanaf nu ongegeneerd ‘uiers’ zouden mogen noemen.
foto: Clara Hermans